Komt naar Sint-Niklaas!

Een reis door de tijd

Vendels (of vaandels) - stokken met wapperende vlaggen - zijn van oudsher erg symbolisch. De Romeinse legioenen droegen banieren mee als herkenningsteken en verbeelding van hun macht.

In de Middeleeuwen vinden we de oorsprong van de Heraldiek zoals we die nu nog kennen. Aan het hof kregen de geharnaste ridders een ‘wapenschild’ om herkenbaar te zijn tijdens tornooien, steekspelen en veldslagen; Ook steden, ambachten, gilden… kregen in de loop der jaren een heraldisch symbool als herkenningsteken.

Wapenschilden kwamen op panelen, kledij, banieren…terecht. Tot ze in veldslagen en bij veldtochten meegedragen werden door legerbenden (die toen nog geen zelfde kledij of uniform droegen). Zo konden ze vriend van vijand onderscheiden. Het vaandel was de trots van het leger. Het vaandel veroveren betekende vaak het overwinnen van de vijand. Het strijken van het vaandel werd het teken van overgave. De vlag door het slijk halen was een teken van misprijzen.

Ergens in de loop der geschiedenis zijn de vaandeldragers in de legerkorpsen met hun vlaggen beginnen zwaaien. Was het uit verveling, om elkaar te imponeren? Was het om hun kracht, lenigheid en behendigheid te tonen? Was het training voor het gevecht of had het een militaire functie? We weten het niet. Maar we weten wel dat er sedert de zeventiende eeuw boekjes en tekeningen waren die beschreven hoe het vendel moest gezwaaid worden volgens de regels der kunst. Ook in schilderijen vinden we afbeeldingen van vaandels, vaandeldragers en vendelzwaaiers. Al zullen de afmetingen, om alles extra in de verf te zetten, wel wat overdreven zijn. En zo vinden we afbeeldingen en bewijzen terug van vendelzwaaiers in heel het Heilig Roomse Rijk van Keizer Karel zoals dat er rond 1550 ongeveer uitzag.

Naarmate de krijgskunde evolueerde en vuurwapens, uniformen,…het veld begonnen te domineren verdwenen de grote vanen uit het militaire gebeuren. Maar ondertussen hadden ze hun weg gevonden naar de schuttersgilden, rederijkerskamers en kerkelijke confrérieën. Het vendelzwaaien overleefde bij feesten, optochten en processies. De vaandeldrager liep voorop en werd Alferis genoemd.

In Vlaanderen hoorde het vendelzwaaien zo lange tijd bij schuttersgilden en rederijkerskamers. Het vendelspel en de vaandeldrager waren sierlijk, feestelijk, krachtig en behendig. De Franse Revolutie in 1789 betekende spijtig genoeg het einde van vele verenigingen én hun tradities, waaronder het vendelzwaaien. De stroming van de Romantiek (eind 19e / begin 20e eeuw) vergrootte opnieuw de belangstelling voor het eigen verleden. Men ging op zoek naar eigen gebruiken en tradities of vond ze uit. Vooral de Noord-Brabantse, Kempische en Limburgse schuttersgilden deden het vendelspel toen herleven.

Vendelzwaaien deed zijn intrede bij Volksdansgroepen in 1937 toen de voorzitter en de dansleider van het Vlaams Instituut voor Volksdans in contact kwamen met de vendelier van de Sint-Jorisgilde van Brecht. Ergens tussen de twee wereldoorlogen gingen jonge mensen uit de stad als eerste kampeerders en toeristen op reis naar de gezonde boerenbuiten. Vanuit hun geïdealiseerde interesse naar geschiedenis en volkskunde maakten ze kennis met het overlevende lokale vendelzwaaien. Als jonge wetenschappelijk opgeleide onderwijzers, sportleerkrachten etc… namen ze nota en organiseerden ze het aanleren van het vendelzwaaien in hun eigen organisaties.

Was voor de Tweede Wereldoorlog het volkskunst milieu uitermate Internationaal gericht dan maakte de wereldbrand dat de tradities gerecupereerd werden voor politieke doeleinden. Het Vlaamse vendelzwaaien houdt er wel eens een kwalijke reputatie aan over. Al zijn er, eerlijk gezegd, politici die vandaag de dag die afkeer graag in stand houden omdat ze er baat bij hebben voor hun eigen gewin. 


Ondanks dit alles kende het vendelspel een opgang samen met het ontstaan van volksdansgroepen, historische stoeten…Zo startte in 1952 ook de KLJ (toen de Boerenjeugdbond) met vendelzwaaien. Ook de KSA en Chiro propageerden het vendelzwaaien bij hun leden. Zelf het Belgische leger had ooit vendelzwaaien in het aanbod als ontspanningsactiviteit voor miliciens. 

In de jaren vijftig en zestig namen Vlaamse volksdansgroepen het vendelzwaaien mee op hun buitenlandse reizen. Daar inspireerden ze lokale groepen om hun eigen vendel traditie te herontdekken. De jaren zestig en zeventig bracht een aparte tak voort waarbij het vendelspel opgenomen werd in moderne choreografieën. Maar ook het ontstaan van nieuwe traditionele reeksen omdat men wel eens iets anders wou. De jaren negentig brachten opnieuw vernieuwing met het meer sportieve ‘hoogwerpen’ als aparte vendeldiscipline.

Een vendelier heeft iets atletisch, poëtisch en elegant. Een vlag is en blijft een sterk symbool. Of we willen of niet. Enkele voorbeelden doorheen de geschiedenis.

Bron: "Het Vliegende Vendel", een uitgave van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst vzw. De webstek van Reintje Vos, Stekene, teksten uit Boerke Naas nieuws.